maandag, oktober 29, 2007

Schaatsseizoen


Het schaatsseizoen is weer begonnen. Ik kijk graag samen met mijn moeder naar de televisie, vooral de 10 km heren. Hoewel ik de sprint ook mooi vind. Nu blijkt dat het ook nog heel goed is om met mijn moeder schaatsen te kijken. Dat concludeerde Erik Scherder, hoogleraar bewegingswetenschappen, in een special van Vrij Nederland over ouder worden.
Ik heb al eens over hem geschreven. Hij onderzocht het effect van kleine bewegingen op je hersenenen, omdat er nu eenmaal mensen zijn, zoals mijn moeder, die niet meer kunnen lopen. Kauwen, zei hij toen, dat is goed voor de hersenen. Maar nu blijkt dat ook het maken van handbewegingen en kijken naar (hand)bewegingen van anderen invloed heeft op de hersenen. ‘Als je denkt aan beweging, activeer je de gebieden die die beweging uitvoeren’, zegt hij in het artikel.
Heerlijk, ik zet de tv aan, mijn moeder en ik spelen met elkaars handen en kijken naar de mooie mannen op de schaats. Jammer dat Heerenveen net achter de rug is.

maandag, oktober 22, 2007

Oma's tijdens de Dutch Designweek


In het kader van de Dutch Designweek heeft Nanne Meulendijks een serie affiches ontworpen met als thema: Wat doen we met oma? Nanne is naast illustratrice ook verpleeghuishulp. Met de affiches wil ze de aandacht vestigen op 'de oma's' in onze samenleving.
De originele prenten hangen in het TAC-gebouw in Tilburg en worden na afloop verkocht aan de hoogste bieder. De opbrengst gaat naar de Stichting Alzheimer.

Nabericht (30-10-2007)
Vier van de negen originele tekeningen zijn verkocht en dat leverde 1455 euro op voor de Stichting Alzheimer.

maandag, oktober 15, 2007

Rust in alle stress

Er werkt een verzorgende in het verpleeghuis van mijn moeder waar ik echt bewondering voor heb. Hij blijft rustig, hoe druk het ook is. Afgelopen weekend was de tillift stuk. Omdat er geen technische dienst bereikbaar is in het weekend (!) moesten twee etages vanaf vrijdagavond met dezelfde lift werken. Dus moesten de mensen op de afdeling van mijn moeder wachten tot de lift van beneden beschikbaar was. Ik wilde mijn moeder in bed leggen voor haar middagslaapje. “Het duurt even voor de lift er is”, excuseerde hij zich. In de tussentijd hielp hij mensen die nog konden lopen. Hij was de enige verzorgende op de afdeling.
Toen de lift er was, dat duurde niet eens erg lang, hebben we samen mijn moeder in bed gelegd. De lift was een gedrocht, en dan was het niet eens zo'n oudje, maar een nieuwe uitvinding. Een lift met veel ijzerwerk, stangen en scherpe punten, waar je mensen gegarandeerd blauwe plekken mee bezorgt. Hij leverde zijn commentaar “ze luisteren niet naar ons als ze een nieuwe lift kopen” en nam de tijd voor zijn werk. Mijn moeder gaf hem een aai over zijn gezicht en hij hield haar hand nog even vast. Hij deed het allemaal alsof hij alle tijd van de wereld had, maar toen mijn moeder goed en wel in bed lag, verdween hij als een speer. Op naar de volgende klant. Knap hoor, als je zo rustig kunt blijven.

Niet in Nederland nog een keer

“Gisteren kwam ik op de markt de vader van José Galvez tegen. Een vriendelijke oude man, de zwager van onze buurman. Eerst kwam hij regelmatig in ons dal. Hij heeft daar een stukje land, maar de laatste tijd heb ik hem daar weinig gezien. Ik kom hem meestal tegen in het dorp in gezelschap van de andere oude mannen.
Ik groette hem en hij pakte mijn schouder beet:
“Weet jij eigenlijk wel wie ik ben?”
“Ja, José de vader van José Galvez.”
“Ja, dat is waar.......En weet jij ook waar ik woon?”
“Ja”, en ik wees in de richting van zijn huis, “daar”.
Hij keek in de richting waar ik naar wees, keek mij daarna opgelucht aan:”Ja ....” en kuierde weg in de aangewezen richting.”

De zomer die volgde op bovenstaande ontmoeting zou een hele warme zomer worden. En als het heel warm is bij ons - Overdag gaat het nog wel, dan is er schaduw. - dan weet je ´s nachts niet waar je naar toe moet. Dat zijn de dagen waarop het kwik ´s morgens vlak voor zonsopgang, het koudste moment van de dag, nog steeds op 33º kan staan.

In die zomer is José Galvez overleden.

Hij werd de volgende dag begraven en de kist was al dicht in de kerk.

Na de begrafenis praatte ik met José Galvez zijn zoon. Zijn vader had het de nachten vooral te zwaar gehad. Omdat hij van de hitte niet kon slapen zwierf hij ´s nachts door het huis en een keer konden ze hem ´s morgens niet meer vinden. Zat ie in zijn onderbroek in het parkje bij de drugsverslaafden. Die hadden wel een beetje op hem gelet, “maar Bernardo, dat kan toch niet!”
Ze hadden besloten dan maar ´s nachts de deur op slot te doen. Dat maakte het zwerven minder wijds, maar niet minder intensief. Geen lid van de familie deed meer een oog dicht.
Uiteindelijk hadden ze en oplossing gevonden. Opa in een luie stoel en een nieuwe ventilator stand drie recht op zijn lijf. De man genoot. De rust was weergekeerd.
De volgende dag was José ziek en ´s avonds overleed hij aan een longontsteking.

“Maar wat moesten we anders?”

maandag, oktober 08, 2007

Niet gelukkig?

Tijdens mijn vakantie heb ik oude vrienden van mijn ouders bezocht. Hij had samengewerkt met mijn vader, en samen met zijn vrouw was hij ook ooit bij ons op bezoek geweest, toen ik een jaar of vijftien was. Welgestelde Chinezen die in de jaren negentig uit Hong Kong vertrokken toen deze stadsstaat terugkeerde in de handen van het grote China. Ze waren naar Vancouver verhuisd, naar een hoge flat in het centrum van de stad.
We werden ontvangen door de vrouw. Haar man was een paar jaar geleden overleden. Zij was inmiddels in de zeventig, wat haar absoluut niet was aan te zien. Haar iets jongere zus woonde er ook, een verdieping lager, samen met hun stokoude moeder die onlangs honderd was geworden. De moeder heb ik niet gezien maar ik kreeg wel foto's te zien van haar verjaardagsfeestje, een mooie oud dametje omringd door de familie, vooral vrouwen, want de mannen hadden het inmiddels begeven.
De dochter van in de zeventig vertelde me dat haar moeder ook een beetje leek te dementeren. Ze zorgde goed voor haar. Er was een verpleegkundige in dienst en - zoals gezegd - de andere dochter woonde bij haar moeder in. Maar nu waren alle kleinkinderen op de verjaardag geweest en sindsdien vroeg de oude moeder waar toch al die kinderen waren. Om de eenzaamheid te verdrijven hadden ze nu afgesproken dat er vaker mensen op bezoek kwamen.

maandag, oktober 01, 2007

Niet in Nederland 2002

Vannacht werd ik om vier uur uit mijn bed gebeld. Juist toen ik bij de telefoon stond hield het op met bellen. Ik dacht dat het Maite was en wachtte dus nog even. En jawel.
“Papa, ik weet niet hoe het kan, maar ik ben het sleuteltje van mijn brommer kwijt”.
Of ik haar dus in het dorp kwam halen. Toen de schrik gezakt was en de hoorn weer op de haak lag, verwenste ik hemel en aarde. Ik besefte weer eens hoe dun het vernislaagje tussen beschaafd en aardig en onbehouwen en lomp is. Soms is het niet meer dan een onbegrijpelijke gewoonte.
Goed, eenmaal op weg zonder noemenswaardige incidenten, reed ik langs het huis van de oude Morales en ik zag hem als een panter in zijn kooi rondrennen en brullen op zijn afgesloten terras. “Zo”, dacht ik, en ik vervolgde mijn weg. Ik moest Maite halen en om zeven uur Manolo helpen bij het bouwen van zijn kippenstal.
Iets verder kwam ik een rode pick-up tegen, José Galvez.
“Die is er ook vroeg bij”. Meteen besefte ik dat ie op weg was naar zijn schoonvader, de panter die brulde in de wanhopige nacht. Ik voelde een verwantschap, wij, die van het midden, die ons zorgen maken, en die dan midden in de nacht de auto in moeten schieten om hen die sleuteltjes van brommers of echt alles kwijt zijn bij te staan in de duisternis.
Om zeven uur op weg naar Manolo, zag ik Mari Galvez langs de weg staan. Ze zag er uit zoals ik me voelde. Zij had dus ook in die auto van gisteren gezeten.

Diezelfde dag, de vorige, was ik ook al door mijn eigen moeder uit Nederland gebeld. Zij woonde toen nog thuis. Met op het eind van het gesprek de mededeling dat ze nu toch echt weg moest. Ze had een afspraak in het ziekenhuis. Ik legde de hoorn op de haak en bedacht me dat zaterdagmiddag 6 uur een rare tijd was voor een afspraak in het ziekenhuis. Snel belde ik een bekende op in de stad van mijn moeder. “Ze staat nu bij de bushalte.” Die afspraak bleek niet te kloppen en we konden haar een mogelijke verdwaalpartij besparen. Die avond at ze gezellig bij mijn vrienden.
Paco Morales was een hele aardige man. Hem trof op oudere leeftijd een vorm van dementie die zijn karakter wezenlijk veranderde. Hij werd een grote last voor zijn vrouw. Ik herinner mij dat ik een keer in de auto kwam aanrijden en Morales naar de zin van zijn vrouw niet snel genoeg de weg vrijmaakte. Hij kreeg een flinke duw en buitelde bijna van de weg af, toch snel twee meter hoger dan de berm.

Die nacht werd duidelijk dat hij een te grote last voor zijn vrouw was en de familie besloot hem naar een “hogar” te brengen. Daar is hij de zelfde dag nog overleden volgens zijn schoonzoon uit woede dat ze hem uit zijn huis gehaald hadden. “Maar wat moesten we anders?”