maandag, juni 26, 2006

Net familie

“Laat me dat toch zelf doen”, zegt de dame die zeer op leeftijd is. Haar dochter trekt haar schouders op en zegt hard genoeg voor ons, te zacht voor haar slechthorende moeder “en morgen heb je mij weer nodig...”
Er is niets mis met haar moeder, behalve ouderdom, hardhorendheid en wellicht wat vergeetachtigheid. Ze woont niet in een verpleeghuis, maar in een aanleunflat. Ze is onlangs nog met haar eigen kinderen op vakantie geweest naar het buitenland. Een reis die ze heel mooi vond. Het fotoboekje dat ze na afloop van haar kinderen heeft gekregen, houdt ze als een dierbaar kleinood vastgeklemd in haar handen. Volgens mij weet ze precies wat haar dochter heeft gezegd, maar ook zij haalt haar schouders op, maar zonder de irritatie die haar dochter uitstraalt. Ze weet wie het zegt, ze kent haar pappenheimers.
Het deed me denken aan sommige gesprekken die ik ook wel eens onder verzorgenden hoor terwijl het onderwerp van gesprek in de buurt is. Dat zou niet moeten, maar het gebeurt toch, want soms is het je allemaal een beetje te veel. Wat dat betreft zijn de verzorgenden soms net familie.

maandag, juni 19, 2006

Twee dagen onopgemerkt

Ik probeer me voor te stellen hoe iemand twee dagen onopgemerkt dood kan liggen in een verpleeghuis. Op de afdeling van mijn moeder kunnen de verzorgenden allemaal de kamers binnen met hun sleutel. Niemand kan zijn deur zo afsluiten dat er geen verzorgende binnen kan komen. Of hij moet een zware kast voor de deur schuiven en dat zie ik mijn moeder of haar medebewoners niet zo snel voor elkaar krijgen.
Bemoeizucht versus autonomie, zei iemand tegen me.
Die man wil graag alleen zitten, dus laat je hem toch alleen zitten.
Of gewoon vergeten…
De eerste dag zegt de ene verzorgende tegen de andere verzorgende: "Meneer Janssen heeft zich in zijn kamer opgesloten. Laat hem maar lekker zitten. Dat is net zo rustig voor de anderen..."
De tweede dag is een drukke dag. Het valt niemand op dat meneer Janssen zijn gezicht niet laat zien. Dat laat hij toch al niet zo vaak zien…
De derde dag zegt de andere verzorgende tegen de ene verzorgende: "Wat ruikt het hier raar, alsof er iemand al dagen..."
"Oeps", zegt de ene verzorgende, "meneer Janssen, helemaal vergeten..."

maandag, juni 12, 2006

Geen afscheid

Er zijn twee mensen overleden in de periode dat ik niet bij mijn moeder was. Beiden kwamen er later wonen dan mijn moeder. Eén mevrouw had haar echtgenoot nog en die week nooit van haar zijde. In het begin wel, hij moest wel, want hij werd van de afdeling gestuurd tijdens het eten, omdat hij– zo vertrouwde een verzorgende mij toe – niet goed omging met zijn vrouw. Ik had hem aan het werk gezien. Dan zat hij naast zijn vrouw en probeerde haar een hapje eten te geven, maar zijn vrouw zat helemaal scheef in haar rolstoel en haar mond bevond zich juist aan de andere kant dan waar hij zat. Hij werd dan wat ongeduldig. De daaropvolgende maanden kwam ik hem steeds tegen in de cafetaria, waar ik eten voor mezelf haalde. Hij zat dan alleen zijn bordje leeg te eten, terwijl ik mijn eten meenam en met mijn moeder op haar kamer at. Waarom hij dat niet deed, heb ik nooit begrepen. Misschien durfde hij er niet om te vragen. Op een bepaald moment lag zijn vrouw voornamelijk in bed en hij zat er bijna altijd naast. Nu mocht hij blijkbaar wel met haar eten, en haar met eten helpen. Er stond altijd een sportprogramma op, als ik er langsliep. Het was een zorgzame man, die misschien niet altijd wist hoe hij met zijn vrouw moest omgaan.
Met de andere overleden mevrouw had ik wat meer contact. Het was een echte dame en ze lachte altijd heel vriendelijk. Eerst liep ze nog, toen kwam in de rolstoel terecht. Ze was angstig en er waren maar weinig mensen die haar gerust konden stellen. In de roddelgangen hoorde ik dat haar familie zich niet veel had laten zien in de twee weken dat ze op sterven lag. Ik kan me herinneren dat haar dochter me eens vertelde hoe boos haar moeder op haar was omdat ze in het verpleeghuis was gestopt. Dat zal niet makkelijk geweest zijn voor die dochter. Ik merkte ook dat haar moeder steeds begon te huilen als haar dochter binnenkwam, en weer vrolijk werd als de dochter was vertrokken.
Ik vind het jammer dat ik geen afscheid van hen heb kunnen nemen.

maandag, juni 05, 2006

Over een mooi gedekte tafel en hoe dat invloed heeft op de manier waarop mijn moeder eet...

Het pension waar ik logeer is zo vriendelijk om op zondagmorgen ook mijn moeder uit te nodigen bij het ontbijt. De eigenaren dekken de tafel op z’n mooist. Een tafelkleed, mooi servies, mooi bestek en een bloemetje erbij.
En dan komt het ontbijt. Vers vruchtensap, een schoteltje met vers fruit, speciaal voor mijn moeder een glazen coupe gevuld met mango-bananenmoes met stukjes aardbei en druif. Een mand vol broodjes, zachte voor mijn moeder, harde volkoren voor mij. Een schoteltje vleesbeleg, een schoteltje met verschillende soorten kaas, een bakje zelfgemaakte jam, een kommetje chocoladevlokken.
Ik schuif mezelf en mijn moeder aan. Mijn moeder knoop ik een écht servet om. En dan kunnen we... Mijn moeder pakt het vorkje en prikt een voor een de stukjes fruit op en stopt ze in haar mond. Breed glimlachend. "Lekker", zegt ze, en "heerlijk". Het verse vruchtensap zoet ik wat bij met een beetje suiker. Ze laat het zich smaken. Als ik haar een lepeltje van de inhoud van de glazen coupe laat proeven, straalt ze helemaal. Ze neemt de lepel over en handelt het gerecht verder zelf af. De zachte broodjes smeer ik voor haar en snijd ik klein. Met het vorkje prikt ze stukje voor stukje op.
Met de koffie is het even gedoe. Ik probeer haar te helpen, maar dat werkt niet echt. Als ik even later zit te praten met de eigenaars van het pension en daardoor niet op haar let, blijkt ze zonder problemen de koffie op te drinken uit het prachtige koffiekopje. "'n Leuk gevalletje", is haar commentaar. Er komt nog een gebakken eitje door. Ze smult. En ze praat niet als ze haar mond vol heeft. Dat heeft ze nooit gedaan.
Zo nuttigen wij ons zondagmorgenontbijt, zonder haast, snoepen, een uur of twee lang. Tegen het einde wijst ze op een aardbei die eenzaam op het schoteltje kaasbeleg ligt. We geven de aardbei. Ze lacht voluit.
Wat een mooie en met zorg gedekte tafel al niet kan doen.