maandag, april 24, 2006

Zonder commentaar

"Opvallend is overigens dat het witte uniform tegenwoordig nog massaal wordt gedragen in verpleeg- en verzorgingshuizen, terwijl daarvoor geen noodzaak is. Op plaatsen waar oudere mensen wonen en leven, moet het witte uniform wat mij betreft verbannen worden."

Uit 'De oudenzorg verdient beter (p<0.001)', inaugurale rede uitgesproken door Dr.J.P.H. Hamers, bijzonder hoogleraar Verpleging en Verzorging van Ouderen aan de Universiteit van Maastricht, oktober 2005.

maandag, april 17, 2006

Op en neer

’t is wel wonderlijk. Mijn moeders toestand gaat op en neer. Na een periode van misère bloeit ze weer helemaal op. Bij mijn vorige bezoek viel het mij op. Ze at ineens weer helemaal zelf. Ik hoefde haar, nee, ik mocht haar niet helpen. Zelfs de soepkom zette ze aan haar mond, zette hem weer terug en pakte hem opnieuw. Het eten ging hetzelfde. Ze was even in de war met de lepel. Gebruikte de steel om het eten op te scheppen, en dat is niet zo handig met spinazie, dat op het menu stond.
Iedereen verbaast zich erover. De meeste bewoners zie je langzaam maar zeker richting einde gaan. Steeds minder reactie, steeds meer in zichzelve gekeerd. Hoe kan dat nou? Zeker weten dat ons “Juliana-model” er iets mee te maken heeft. Elke dag komen er mensen van buiten speciaal voor mijn moeder op bezoek. Ze eten met haar, doen haar in bad, nemen haar mee naar buiten, de stad in, eten taartjes met haar of steken een kaarsje op bij Maria. Ze nemen soms hun kinderen mee, of hun hondje. En ze nemen mijn moeder mee naar hun huis. Veel prikkels dus. Schijnt dus toch ergens goed voor te zijn. Hoewel… Ik weet niet of meneer Hoogervorst daar blij van wordt. Want het kost natuurlijk wel meer geld als mijn moeder langer blijft leven…

maandag, april 10, 2006

Mooie woorden

Vraaggerichte zorg, mooi woord, je hoort het overal. Beleidsmakers hebben het voor in de mond liggen. In de entree van het verpleeghuis van mijn moeder hangt een bord waarop te zien is dat de cliënt centraal staat. Maar hoe geef je daar naar vorm aan? Kun je er wel vorm aan geven binnen de beperkingen die alom aanwezig zijn. De kamer van mijn moeder moet aan bepaalde voorwaarden voldoen waardoor we het niet kunnen inrichten zoals wij denken dat het voor mijn moeder gezellig is. Je mag geen spijkers in de muur slaan, alleen dingen ophangen aan de rail die op de muur is bevestigd. En dan gaat het alleen nog maar over de inrichting. Eten kan alleen op vaste tijden als de kar met middag- en avondeten is gearriveerd. De diensten van het personeel zijn zo ingericht dat de huiskamer om een uur of acht ’s avonds leeg is. Dan slaapt men. Om die dingen te veranderen, zou de hele organisatie moeten veranderen. En probeer maar eens een olietanker te keren...
Het lijkt makkelijker om vraaggericht te werken in de menselijke zorg, van dag tot dag. Hoe geef je vraaggerichte zorg vorm aan iemand die verbaal niet of zeer beperkt kan overbrengen wat ze wil? Zoals mijn moeder. Naar mijn mening kun je niet veel anders dan uitproberen. Als mijn moeder mij een brede glimlach geeft, mijn hand vasthoudt, ‘lieverd’ zegt, als ik bijvoorbeeld een in stukjes gesneden pruim voor haar neer zet, of als we haar net met veel gedoe in bad hebben gekregen, dan ben ik wel goed bezig, denk ik. Als haar ogen vuur schieten, als ze me met die dan bijna zwarte prikogen aankijkt, als ze de aanzet tot een tik geeft, of werkelijk een tik geeft, dan kan ik met een aan bijna honderd procent grenzende zekerheid zeggen dat ik niet vraaggestuurd bezig ben. Dan moet ik kijken of ik het ook anders had kunnen aanpakken. Rustiger bijvoorbeeld, haar vasthoudend, met haar pratend. Dat heet geloof ik belevingsgerichte zorg. Ook al zo’n mooi woord.
Veel mooie woorden...

maandag, april 03, 2006

Normaal doen

Een vriend gaf mij gisteren een artikel over psychiatrische patiënten en over hoe je met hen moet omgaan. “Gewoon doen met opgenomen patiënten”, is de titel en het is geschreven door o.a. Martin Appelo, gezondheidszorgpsycholoog en hoofd wetenschappelijk onderzoek bij de GGZ in Groningen.
Het was een feest om te lezen. ‘(Dag)programma’s voor psychiatrische patiënten zijn er vooral in het belang van teamleden. Afschaffen ervan leidt bij hen namelijk tot onrust en verwarring. Zij verliezen als het ware hun identiteit en houvast’, schrijft hij.
Ik moest denken aan het programmaonderdeel in het verpleeghuis van mijn moeder: ‘Gezellige middag’.
Het artikel gaat erover dat je ‘normaal’ doet en dat betekent ‘op je werk samen met patiënten doen, wat je thuis ook leuk vindt om te doen’. Hij noemt als voorbeelden: auto wassen, foto’s inplakken, koken, lezen, sporten, tuinieren, knutselen en fietsen.
Dat heb ik nog nooit iemand zien doen bij mijn moeder.
Het betekent ook niet vanuit het kantoor opereren als team. ‘Dat leidt er namelijk toe dat patiënten op de afdeling vooral aandacht krijgen wanneer er iets mis gaat. De teamleden verlaten het kantoor om de crisis te bestrijden en trekken zich daarna weer terug om te rapporteren. De patiënten zullen dan nieuwe onrust zaaien om weer aandacht te oogsten.’
Ik moet denken aan dat kantoortje op de etage van mijn moeder waar de verzorgenden allemaal belangrijke dingen aan het doen zijn. En waar regelmatig medebewoners van mijn moeder die nog kunnen lopen, staan te wachten.
Het gaat niet alleen om normaal doen, zegt Appelo, maar ook om de regie uit handen geven, of de regie niet overnemen, maar zoveel mogelijk bij de patiënten laten. Daar worden mensen gelukkiger van, zo blijkt uit onderzoek.
Kan deze wind ook richting verpleeghuiszorg waaien?