maandag, maart 27, 2006

Met kromme tenen

Een verzorgende schreef mij laatst dat het zo moeilijk is om de familie te vertellen dat ze niet goed omgaan met hun dementerende partner, vader of moeder. Ze werd helemaal niet serieus genomen als ‘deskundige’, alleen als de familie het uitkwam. Dat lijkt me heel vervelend. In haar geval ging het om een dochter die haar moeder constant testte. En dan vervolgens tegen de rest van de familie zei dat het toch eigenlijk heel goed ging met ‘moeder’.
Ik ken die situaties ook. "Kent u me nog…" is zo’n vraag. Of heel spontaan en van onverdachte hoek een dikke zoen geven… Ik doe het zelf ook wel eens per ongeluk. Ik zie ook wel eens verzorgenden dingen doen die mij de tenen doen krommen. Zoals de Indische mevrouw op de etage van mijn moeder. Ze moest vertellen waar ze was geboren. "In Indië", zei ze. "Nee, mevrouw, u bent in Indonesië geboren", corrigeerde de verzorgende haar. Maar ze hield vol, bijna in tranen. "In Indië ben ik geboren." Gelukkig was er iemand met wat meer historische kennis die kon vertellen dat Indonesië vroeger Indië heette.
Dat was een heel ongelukkige actie van die verzorgende. Maar je moet de dementerende mens ook niet onderschatten. Deze mevrouw hield vol. Met succes.

maandag, maart 20, 2006

Méér mannen in de zorg

Ik was dit weekend eigenlijk een beetje overbodig. Mijn broertje uit Spanje was er. En mijn moeder genoot daarvan. Maar niet alleen van hem. Vrijdagavond waren we met haar op een feestje en daar bleef haar blik vooral hangen op een niet onaardig uitziende meneer die schuin naast haar zat. Zaterdagmiddag was het de ober op een terrasje in de zon. En zondagmorgen zat ze hand in hand te stralen met Cees, die haar regelmatig fotografeert. Zelfs mijn broertje kwam er niet meer aan te pas.
Het is grappig hoe de ontmoetingen met Cees steeds verlopen. Volgens de deskundigen weet mijn moeder niets meer. In de laatste test van het verpleeghuis stond onder andere: “Ze toont nooit emoties bij niet alledaagse gebeurtenissen.” Maar als Cees op de proppen komt laat ze zien dat die deskundigen soms aardig naast de pot kunnen pissen. Cees is een man met veel expressie in zijn gezicht en in zijn gebaren. Hij is lang, zwaait met zijn armen, komt altijd op mijn moeder af met een grapje als “zo, daar is die slijmerd weer”. Hij is ook goed in het handkussen. En hij praat gewoon tegen haar, niet alsof ze een klein kind is. En dat heeft tot gevolg dat mijn moeder in negen van de tien gevallen straalt als ze hem ziet. Een verhaal begint tegen hem. Lacht. Zijn hand niet meer loslaat. En ons – het vrouwvolk - soms aankijkt met zo’n blik ‘daar heb je die slijmerd weer’. In mijn zwaar feministische periode heb ik wel eens achter de leus ‘méér zon en minder mannen’ gelopen. Ik moet mijn standpunt nu herzien. Méér zon mag blijven. Maar minder mannen, dat schrap ik. Bij deze. Méér mannen, om te beginnen in de zorg!

maandag, maart 13, 2006

Er 'zijn'…

Ik geloof dat verzorgenden op mijn moeders etage het moeilijk vinden om er alleen maar 'te zijn' voor de bewoners. Niet zo lang geleden sprak ik een verzorgende die een tijdje ziek was geweest omdat ze pijn in haar schouder had. Er was van alles gedaan aan die schouder, vertrouwde ze mij toe. En nu was ze weer halve dagen aan het werk, maar ze mocht niets doen, niet tillen en sjouwen. Ze werkte nu op therapeutische basis en dat hield in dat ze tussen de dames moest zitten. Dat vond ze zó vermoeiend dat ze maar weer wat was gaan 'doen'. Ze smeerde nu de boterhammen, dat deed ze thuis ook, dus dat kon ze op haar werk ook wel doen, meende ze.
Sinds kort is er op de avond een extra verzorgende op de etage zodat er een verzorgende in de huiskamer is terwijl de andere verzorgende mensen in bed legt. De bedoeling is dat deze verzorgende ook bij de mensen gaat zitten. Voor die tijd was het zo dat de dames 's avonds meestal alleen in de huiskamer zaten. Als ik langs liep was er altijd wel iemand die wat wilde vragen, maar ik was bezig met mijn moeder dus kon er niet bij gaan zitten.
De eerste keer dat ik deze extra verzorgende opmerkte, was ze de afwasmachine aan het leegruimen. Al snel vormde zich een rijtje wachtenden achter haar. Of ze naar het toilet kon, vroeg de eerste mevrouw. De ander wilde naar haar zuster, die thuis op haar zat te wachten. Waarom is ‘zijn’ zo moeilijk?

maandag, maart 06, 2006

Krijg jij niets?

Het zal al een jaartje geleden zijn voorgevallen, maar het is me altijd bijgebleven. Op een zondagmiddag kwam ik weer bij mijn moeder na haar middagdutje, en ook het mijne vermoed ik. De tafels in de huiskamer waren aan elkaar geschoven zodat iedereen aan kon zitten. Mijn moeder zat er als enige. En ik ging naast haar zitten. Langzaam werden links en recht de dames aangeschoven. Aan de kop van de lange tafel zat een van de zeldzame mannelijke bewoners van mijn moeders etage. Een vriendelijke man.
De tafelschikking was bijzonder, drie verzorgenden zaten op een kluitje bij elkaar naast de enige man. Ik zat naast mijn moeder aan het andere eind van de lange tafel. Naast en tegenover mij zaten een paar vriendelijke oude dames.
Het was tijd voor koffie en taart. De verzorgenden liepen naarstig rond om iedereen te voorzien. Zonder iets te zeggen, sloegen ze mij over. Nu ben ik geen grote liefhebber van koffie en gebak, maar dit was wel een beetje raar. Zelfs de dames om mij heen viel het op.
“Krijg jij niets…?” vroeg de vrouw schuin tegenover me.
“Ik snoep wel van mijn moeders bord”, grapte ik.
Voor haar niet te begrijpen. Ze pakte haar taartvorkje en boog voorover om mij een stukje taart te geven. Het zou onbeleefd zijn om te weigeren.
Twee seconden later stond er ineens een fris stukje taart met koffie voor mijn neus.