maandag, juni 25, 2007

Alweer geGIPt...

Mijn moeder is weer geGIPt... Er stond dat er niet veel veranderde in haar toestand. Dat gevoel heb ik ook, niet wetenschappelijk bewezen. Overigens heb ik degene die de test doet nog nooit gesproken. Wat er ook stond was dat mijn moeder zich niet afhankelijk opstelde. Dat klopt ook. Dit weekend zei een kennis die mijn moeder regelmatig ziet iets vergelijkbaars. Dat mijn moeder zo zeker was in haar gebaren. Ik heb er eens op gelet. En inderdaad. Toen ze op haar bord eten wees en daarna na zichzelf. Toen ze het ontbijtbordje in het pension omdraaide om op de achterkant te kijken naar een stempeltje... Toen ze mijn haren greep en mijn hoofd naar zich toetrok om een paar dikke zoenen te geven... Auw! Maar ook in haar onbegrijpelijke gebaren, haar vinger die naar iets voor mij onzichtbaars wijst. Haar uitdrukkingen op haar gezicht. Niks van ‘sorry dat ik besta...’

GIP staat voor Gedragsobservatieschaal voor de Intramurale Psychogeriatrie, en wordt uitgevoerd door een psycholoog.

maandag, juni 18, 2007

Onderzoek uit 1996...

“Familieleden hebben twee stereotiepe beelden ten aanzien van medewerkers van het verpleeghuis. Eén is die van de welwillende hardwerkende verzorgende. Met dit stereotype vergoelijken familieleden de beperkingen die zij in het verblijf in het verpleeghuis zien. Zij houden de verzorgende daarvoor niet verantwoordelijk. Het tweede stereotype hangt samen met dit rechtvaardigen. Dit is dat van de anonieme verantwoordelijke. De verantwoordelijkheid voor beperkingen die het verblijf in het verpleeghuis met zich meebrengt, leggen familieleden bij anonieme instanties.
Door deze stereotypen en vooral door het rechtvaardigen van het handelen van verzorgenden versterken familieleden als het ware het regime van het verpleeghuis en ontnemen zij zich de mogelijkheid om die ter discussie te stellen.”
Uit: ‘Het verpleeghuis in beeld’, door C.H. Kamerhuis-van Eerden, februari 1996.

maandag, juni 11, 2007

Eindelijk iets positiefs

Laat ik ‘ns wat positiefs schrijven. Mijn moeder heeft haar eigen kamer in het verpleeghuis. Dat heeft voor mij een grote meerwaarde. Daardoor kan ik een eigen sfeer voor haar maken als ik bij haar ben. We kunnen er samen eten, samen televisie kijken. We kunnen aan elkaar zitten zonder dat andere mensen zich daarmee bemoeien.
Vindt mijn moeder dat prettig? Ze kan dat niet vertellen, maar uit haar gedrag maak ik op dat ze het in ieder geval niet vervelend vindt. En dat is het enige waar ik op af kan gaan.
Zijn er ook nadelen? Ik weet niet hoe ze het vindt om ’s nachts alleen te liggen. Daarvoor zou er iemand een paar nachten bij haar door moeten brengen of we zouden een webcam moeten plaatsen om te zien of ze angstig is als ze ’s nachts wakker wordt.
Heb ik dan niks te klagen? Vast wel. Mijn ideaal is dat je als bewoner en familie helemaal vrij bent de kamer in te richten zoals dat bij de persoon past. En dat niet één keer, maar regelmatig, afhankelijk van de behoefte van mijn moeder. Dan zou ik meer ruimte creëren door die foeilelijke klerenkast in de veel te grote badkamer te plaatsen. Die badkamer heeft geen enkel nut voor haar. Ik zou de muren behangen met zachte stoffen, ik zou er een stoel neerzetten waarin ze kan zitten als alternatief voor de rolstoel. Ik zou een mooi tapijt op de grond leggen. Ik zou er een beamer neerzetten die mooie figuren op het plafond maakt. En... nog veel meer. Maar dan heb je regels, regels, regels, van de arbo, van de brandweer, en van weet ik nog wie meer...

maandag, juni 04, 2007

Er is nog hoop...

Iemand anoniems vraagt mij in een reactie op een vorige bijdrage waarom wij onze moeder niet naar een ander verpleeghuis verkassen als we niet tevreden zijn over de zorg.
Nee, dat willen wij niet.
Ten eerste omdat wij zelf extra mensen hebben gevraagd om voor mijn moeder te zorgen als wij er niet zijn en als de verzorgenden geen tijd hebben.
Ten tweede omdat een oude dame van 91 verkassen geen optie is. Dat kunnen we haar niet aandoen.
Ten derde omdat ik me toch niet hoef neer te leggen bij een slechte kwaliteit van zorg.
Iemand met ervaring in organisaties zei me ooit dat in een organisatie vijftig procent van het personeel zijn werk doet, maar ook niet meer dan dat. Een kwart doet zijn werk maar half. Dan rest 25 procent van het personeel dat zijn werk serieus opvat en niet te beroerd is om iets extra’s toe te voegen. Op die 25 procent heb ik mijn hoop gevestigd.