maandag, oktober 01, 2007

Niet in Nederland 2002

Vannacht werd ik om vier uur uit mijn bed gebeld. Juist toen ik bij de telefoon stond hield het op met bellen. Ik dacht dat het Maite was en wachtte dus nog even. En jawel.
“Papa, ik weet niet hoe het kan, maar ik ben het sleuteltje van mijn brommer kwijt”.
Of ik haar dus in het dorp kwam halen. Toen de schrik gezakt was en de hoorn weer op de haak lag, verwenste ik hemel en aarde. Ik besefte weer eens hoe dun het vernislaagje tussen beschaafd en aardig en onbehouwen en lomp is. Soms is het niet meer dan een onbegrijpelijke gewoonte.
Goed, eenmaal op weg zonder noemenswaardige incidenten, reed ik langs het huis van de oude Morales en ik zag hem als een panter in zijn kooi rondrennen en brullen op zijn afgesloten terras. “Zo”, dacht ik, en ik vervolgde mijn weg. Ik moest Maite halen en om zeven uur Manolo helpen bij het bouwen van zijn kippenstal.
Iets verder kwam ik een rode pick-up tegen, José Galvez.
“Die is er ook vroeg bij”. Meteen besefte ik dat ie op weg was naar zijn schoonvader, de panter die brulde in de wanhopige nacht. Ik voelde een verwantschap, wij, die van het midden, die ons zorgen maken, en die dan midden in de nacht de auto in moeten schieten om hen die sleuteltjes van brommers of echt alles kwijt zijn bij te staan in de duisternis.
Om zeven uur op weg naar Manolo, zag ik Mari Galvez langs de weg staan. Ze zag er uit zoals ik me voelde. Zij had dus ook in die auto van gisteren gezeten.

Diezelfde dag, de vorige, was ik ook al door mijn eigen moeder uit Nederland gebeld. Zij woonde toen nog thuis. Met op het eind van het gesprek de mededeling dat ze nu toch echt weg moest. Ze had een afspraak in het ziekenhuis. Ik legde de hoorn op de haak en bedacht me dat zaterdagmiddag 6 uur een rare tijd was voor een afspraak in het ziekenhuis. Snel belde ik een bekende op in de stad van mijn moeder. “Ze staat nu bij de bushalte.” Die afspraak bleek niet te kloppen en we konden haar een mogelijke verdwaalpartij besparen. Die avond at ze gezellig bij mijn vrienden.
Paco Morales was een hele aardige man. Hem trof op oudere leeftijd een vorm van dementie die zijn karakter wezenlijk veranderde. Hij werd een grote last voor zijn vrouw. Ik herinner mij dat ik een keer in de auto kwam aanrijden en Morales naar de zin van zijn vrouw niet snel genoeg de weg vrijmaakte. Hij kreeg een flinke duw en buitelde bijna van de weg af, toch snel twee meter hoger dan de berm.

Die nacht werd duidelijk dat hij een te grote last voor zijn vrouw was en de familie besloot hem naar een “hogar” te brengen. Daar is hij de zelfde dag nog overleden volgens zijn schoonzoon uit woede dat ze hem uit zijn huis gehaald hadden. “Maar wat moesten we anders?”