maandag, juni 12, 2006

Geen afscheid

Er zijn twee mensen overleden in de periode dat ik niet bij mijn moeder was. Beiden kwamen er later wonen dan mijn moeder. Eén mevrouw had haar echtgenoot nog en die week nooit van haar zijde. In het begin wel, hij moest wel, want hij werd van de afdeling gestuurd tijdens het eten, omdat hij– zo vertrouwde een verzorgende mij toe – niet goed omging met zijn vrouw. Ik had hem aan het werk gezien. Dan zat hij naast zijn vrouw en probeerde haar een hapje eten te geven, maar zijn vrouw zat helemaal scheef in haar rolstoel en haar mond bevond zich juist aan de andere kant dan waar hij zat. Hij werd dan wat ongeduldig. De daaropvolgende maanden kwam ik hem steeds tegen in de cafetaria, waar ik eten voor mezelf haalde. Hij zat dan alleen zijn bordje leeg te eten, terwijl ik mijn eten meenam en met mijn moeder op haar kamer at. Waarom hij dat niet deed, heb ik nooit begrepen. Misschien durfde hij er niet om te vragen. Op een bepaald moment lag zijn vrouw voornamelijk in bed en hij zat er bijna altijd naast. Nu mocht hij blijkbaar wel met haar eten, en haar met eten helpen. Er stond altijd een sportprogramma op, als ik er langsliep. Het was een zorgzame man, die misschien niet altijd wist hoe hij met zijn vrouw moest omgaan.
Met de andere overleden mevrouw had ik wat meer contact. Het was een echte dame en ze lachte altijd heel vriendelijk. Eerst liep ze nog, toen kwam in de rolstoel terecht. Ze was angstig en er waren maar weinig mensen die haar gerust konden stellen. In de roddelgangen hoorde ik dat haar familie zich niet veel had laten zien in de twee weken dat ze op sterven lag. Ik kan me herinneren dat haar dochter me eens vertelde hoe boos haar moeder op haar was omdat ze in het verpleeghuis was gestopt. Dat zal niet makkelijk geweest zijn voor die dochter. Ik merkte ook dat haar moeder steeds begon te huilen als haar dochter binnenkwam, en weer vrolijk werd als de dochter was vertrokken.
Ik vind het jammer dat ik geen afscheid van hen heb kunnen nemen.