En wat deden we met de Kerst?
Het eerste wat ik heb gedaan toen ik op kerstmorgen bij mijn moeder binnen liep, was de vloer vegen en dweilen. Door al die sneeuwvoeten zag het er een beetje vies uit. Dat vind ik trouwens geen probleem om dat even te doen. De bezem en de mopkar zijn makkelijk te vinden, alleen moet je je neus dichthouden als je ze pakt, want ze staan in een bezemkast naast een vuilniszak die men gebruikt voor alles wat naar urine ruikt, geloof ik. Op mijn moeders kamer rook het lekker.
Ik ben die ochtend niet met haar naar buiten geweest, ik wilde haar energie sparen voor het kerstdiner dat ik samen met de eigenaren van het pension waar ik altijd logeer, zou klaarmaken.
Tussen de middag heeft ze in bed gelegen, en om zes uur zijn we haar komen halen, met zijn tweeën, want ik durfde niet alleen met haar over beijsde weg te rijden. Het ging allemaal goed. Mijn moeder was helemaal ingepakt en liet van zich horen toen we buiten kwamen. Ik had niet de indruk dat ze het vervelend vond. Weer binnen hebben we heerlijk gegeten. Zij genoot van voorgerecht en soepje, met tussendoor wat dutjes, van het hoofdgerecht verorberde ze alleen de superzachte dingen en daarna ging ze helemaal in slaap. Met de drank hebben we heel rustig aan gedaan. Ze dronk ook niet veel wijn, wel veel water. En verder heb ik veel haar hand vastgehouden, en zij de mijne.
Om tien uur brachten we haar terug naar het verpleeghuis. ‘Och arme…’ zei de dienstdoende verzorgende. Maar mijn moeder sliep. De volgende morgen belde ik om te horen hoe het met haar was en om te zien of we haar weer konden ophalen, dit keer voor het ontbijt. Geen probleem. Ze zat er weer fit bij, voor haar doen. Dus hebben we ook nog eens heerlijk kunnen ontbijten samen.