maandag, februari 20, 2006

Soep en toetje na

’s Middags eet ik bijna altijd in het restaurant van het verpleeghuis een kopje soep met mijn moeder met een toetje na. Zo ook afgelopen zondag. Mijn moeder was de week daarvoor ziek geweest en had de meeste tijd in bed doorgebracht. Zondagochtend was ze voor het eerst weer naar buiten geweest. Het deed haar duidelijk goed. Hoewel ik haar nauwelijks verstond, begreep ik wel aan haar houding en gezichtsuitdrukking dat ze het erg prettig vond. Ze zwaaide naar de kinderen die we onderweg tegenkwamen en zei zo links en rechts ‘goedendag’ tegen de mensen.
Terug in het verpleeghuis wachtte ik maar niet te lang met de middagsoep. Buitenlucht doet immers eten. Ik zocht een leeg tafeltje aan het raam en reed mijn moeder in haar rolstoel klem onder het tafelblad en zette de stoel op de rem. Dat doe ik altijd, dan kan ze niet in een onverdacht moment ineens de soep in haar schoot gooien of de tafel een eind wegschuiven.
Daarna haalde ik het eten. Gebonden champignonsoep – de soep in het verpleeghuis is bijna altijd heerlijk – voor ons beiden, en een toetje voor mijn moeder. Iets met slagroom en een kersenbavarois. Leek me heel voedzaam voor iemand die net een week met koorts in bed heeft gelegen. Een glaasje water erbij, wat extra servetjes om mijn moeder mee vol te hangen, en weer terug naar de tafel waar ik het dienblad net buiten haar bereik neerzetten. Ze bekeek het geheel en boog vervaarlijk naar voren richting toetje terwijl ik de soep voor haar probeerde neer te zetten.
“Dat is het toetje, moeder, eerst de soep...” Ik hoorde het mezelf zeggen. Zoals vroeger mijn moeder dat tegen ons zei. Eerst eten dan het toetje, eerst een boterham met kaas, dan met zoet...
Mijn moeder wierp me een blik toe die me meteen weer met beide benen op de grond zette. Ze keek zeker niet boos, maar meer geamuseerd. Of ik het soms beter wist... Of ik voor haar had te bepalen wat zij at, wanneer en in welke volgorde. Of misschien herkende ze het ook van zichzelf. Ik schoot ervan in de lach en zij ook. We hebben het eten wel in de ‘juiste’ volgorde gegeten, maar de volgende keer zal ik het aan haar overlaten.