maandag, mei 24, 2010

Voor anker spelen

Ik mocht weer eens een uurtje tussen de dementerende medemens verkeren, mijn moeders etagegenoten. Zij die nog spreken. Dat was een aangenaam tijdverdrijf voor mij, en ik geloof ook voor de dames. Ik zat rechts naast mijn moeder, die sliep in haar stoel. Aan de andere kant van mijn moeder zat de racende rolstoelmevrouw. Ze praat graag en is meestal ongelukkig. En aan mijn rechterkant zat een nieuwe mevrouw die moeilijk te verstaan is, en als enige nog zelf kan lopen.
Achter de racende rolstoeler zat nog een mevrouw, zij praat nooit, zit tamelijk verstijfd in haar rolstoel, maar altijd met een brede glimlach op haar gezicht. Zo iemand die niemand tot last is. Tot ons aller verbazing klopte ze ineens de racende rolstoeler op de rug, en daar had ze zich echt voor moeten uitstrekken. Wat bleek? Ze wilde zicht op het gebeuren, op ons.
Wat wij deden? Wij spraken wat. De rolstoeler liet mij foto’s zien, van zichzelf als jong meisje op een motor met haar zusje, van haar moeder als pas getrouwd meisje en op leeftijd (waar ze verdacht veel op haar zelf leek). De mevrouw rechts van mij vertelde een verhaal waaruit ik opmaakte dat zij mijn moeder een keer een knuffelbeest in de armen had gelegd. En dat ze zelf een beer had, een zachte.
Het was een gesprek dat ik eigenlijk had willen filmen. Af en toe verliep het verhaal een beetje raar, maar in de basis klopte het. En ik kreeg ook de indruk dat mijn aanwezigheid ertoe deed. Ik leek een soort anker dat ervoor zorgde dat het gesprek zijn voortgang vond, ook als het even ontspoorde.