maandag, juli 20, 2009

Wiesje van der Flier

Leuk artikel gelezen in de NRC. Een jonge wetenschapper die bezig is met onderzoek naar geneesmiddelen tegen Alzheimer. Ze heet Wiesje van der Flier en werkt als hoofd onderzoek op het Alzheimercentrum VUmc in Amsterdam. Ze vertelt hoe kort er pas aandacht is voor Alzheimer, hoewel de eerste beschrijving al dateert uit 1906. En dat er soms gedacht is dat er een doorbraak was bereikt, zoals met de medicijnen die de eiwitplaques opruimen. Maar dat leverde voor de patiënt niet veel op. Voor de wetenschap wel, want nu bleek dat de plaques het eindresultaat zijn van de ziekte en dat je dus moet proberen te voorkomen dat ze ontstaan. Ze schat dat het nog wel twintig jaar duurt voor er een medicijn is, en dat het niet één medicijn zal zijn. Wat ik het aardigste vind in haar interview is het volgende citaat. Omdat de twintig jaar voordat er een medicijn is misschien erg optimistisch is. En omdat er soms mensen zijn die met stelligheid beweren dat we onze ouders weer in huis moeten gaan nemen.

Eerst vertelt ze over haar eigen oma die met haar man bij haar tante woonde. Die tante heeft haar ouders tot het einde toe verzorgd.

Is dat een oplossing, dat kinderen hun demente ouders in huis nemen?

„Nee. Degene die voor de patiënt gaat zorgen, kan niet werken en dat is twee keer schade: geen inkomen en iemand minder voor de arbeidsmarkt. De kosten daarvan lopen gigantisch op. Je hoort wel zeggen dat oude mensen in andere culturen meer respect krijgen en beter verzorgd worden. Maar ik sprak een neuropsycholoog van de Antillen en die zei: hoe komen jullie daar bij? Mensen met Alzheimer worden bij ons soms met touwen aan hun bed vastgebonden. Ze zijn de hele dag alleen. De kinderen werken, anders is er niet genoeg geld.”