Het private domein privaat houden
Mijn vorige blog over de schaduwcliënt riep bij sommige lezers vragen op. Alsof ik zou vinden dat je mensen in de steek moest laten. Tuurlijk niet. Wat is mijn bezwaar dan in deze? Ik vraag mij af wat er precies gebeurt als iemand de partner of naaste van een dementerende een naam geeft, niet zijn eigen naam, maar een soortnaam; cliënt in dit voorbeeld. Daarmee maakt hij hem of haar tot patiënt. Want we noemen het wel cliënt, zo is dat nu de mode, maar daaronder ligt het permanente besef dat we het hebben over mensen die (onze) hulp nodig hebben, mensen waar het anders niet goed mee gaat. Met ‘wij’ en ‘ons’ bedoel ik de professionele hulpverlener en de theoretici die het begrippenkader aanleveren.
We noemen iemand een cliënt die zich niet als zodanig heeft
gemanifesteerd aan ons. Ik bedoel dat als ik bij de dokter kom omdat ik me niet
lekker voel, dan ben ik een door mijzelf aangewezen patiënt. En samen met de
arts hoop ik dat er iets van te bakken is, zodat ik na verloop van tijd weer
min of meer gezond door het leven kan.
Dat ligt anders als ik mij mijzelf niet aanwijs als patiënt.
Dat is ook een bepaalde vrijheid die ik heb, om mezelf niet als patiënt te
bestempelen. Ik zou het mijn private domein willen noemen, een gebied waar ik
over ga, en wellicht ook mijn naasten.
Als het dan niet goed met mij gaat en ik niet om hulp vraag
dan zou een zorgverlener eerst eens moeten nagaan waarom ik die hulp niet
vraag. En of ik dat zelf als probleem zie, dat het niet goed met me gaat of dat
ik geen hulp vraag. En dan zou zo’n zorgverlener best met mij in discussie
mogen gaan als hij vindt dat ik hulp moet accepteren. Maar daar moet hij dan de
grootst mogelijke terughoudendheid in betrachten, want dat private domein is
heilig. Vind ik.
Wat ik in het geval van de schaduwcliënt bespeur is dat de
hulpverlening zichzelf een nieuw doel geeft, niet alleen de werkelijke patiënt,
de dementerende, maar ook zijn of haar omgeving voegt hij aan zijn werkterrein
toe. Ik schrijft met opzet ‘de hulpverlening’, als instituut. Het instituut zet
daarmee ongevraagd een stap in het private domein, waar ze niks te zoeken
heeft.
Goed bedoeld wellicht, maar niet goed. Ik moet dan denken
aan de versimpelde lijstjes die je ook op internet kunt vinden, risico-indexen
etcetera. Het is altijd grappig wat voor reacties die over het algemeen
oproepen, de meeste mensen herkennen een groot deel ervan bij zichzelf. Maar
het is niet grappig als je je voorstelt dat een hulpverlener bij jou langskomt
en dat lijstje afvinkt om tot het besluit te komen dat je hulp nodig hebt. Het
roept bij mij altijd het gevoel op dat je op bezoek bent op een afgesloten
afdeling en de code niet kent om eruit te komen. En die code krijg je niet
omdát je op de afgesloten afdeling bent. Iedereen zegt daar namelijk dat ze op
bezoek zijn.
Ik ben uiterst huiverig voor de tentakels van zorg en
hulpverlening in het private domein. Daar zou elk mens huiverig voor moeten
zijn.
<< Home