maandag, december 25, 2006

Zielsverwant

In het begin zat ze vaak met een lijkbleek gezicht, ogen gesloten, enigszins voorovergebogen, op een stoel in de gang. Eén hand aan de rollator, andere hand op de leuning van de stoel. In de wandelgangen hoorde ik dat deze mevrouw niet vriendelijk was. Ze werd een beetje gemeden door de andere bewoners en door de verzorging vaak in de gang gezet, omdat ze de neiging had aan anderen te trekken, of zelfs te schoppen. Hoe ze dat voor elkaar kreeg, zou ik niet weten.
Sinds een paar maanden is ze niet meer zo lijkbleek. Stil is ze wel nog steeds. En ze zit nog steeds voornamelijk in de gang. Ik geef haar altijd een hand als ik er ben en ze schenkt me dan een vriendelijke glimlach.
Gisteren passeerde ik met mijn moeder en de mevrouw stak haar hand uit naar mijn moeder. Ik hield stil. Mijn moeder stond een beetje te ver weg, dus draaide ik haar rolstoel een beetje dichterbij. De mevrouw klopte zachtjes op mijn moeders hand en sprak mijn moeder aan met een heel aangenaam zachte stem. Misschien knijpt ze mijn moeder wel als ik met mijn rug naar haar toe stond, dacht ik. Je weet het nooit met die wandelgangen. Later hoorde ik dat deze mevrouw altijd heel vriendelijk met mijn moeder omgaat. Ook in het verpleeghuis kun je zielsverwanten vinden.