donderdag, april 02, 2015

Iets knelt, maar wat?

Onlangs verscheen in ons buurtkrantje het volgende stukje:

“Eén ding weet mevrouw Van Houten zeker. Naar een bejaardenhuis?
Nooit! Zo eindigde een stukje in de vorige krant. Het
is een uitspraak die bij de overheid prima valt. Zeker als je voor
bejaardenhuis ook verzorgingshuis mag lezen. Bejaardenhuizen
zijn er namelijk niet meer.
De oudere, zo meent de overheid, wil het liefst tussen zes plankjes
uit zijn huis gedragen worden. Mocht de aftakeling zulke
ernstige vormen aannemen dat thuis wonen absoluut niet meer
kan, dan mag hij zijn dood afwachten in een verpleeghuis.
Dat lag een halve eeuw geleden anders. Als je met pensioen
ging werd je van overheidswege aangespoord zo snel mogelijk
naar een paar kamers in een bejaardenhuis te verkassen. Daar
kon je volop genieten van je welverdiende rust. Nergens verliep
de levensavond harmonieuzer. Het werd de ouderen zo vaak en
met zoveel overtuiging verteld, dat ze het massaal geloofden. In
de gezinswoningen die zij achterlieten – de verborgen agenda
van de overheid; er heerste grote woningnood – zaten binnen
de kortste keren andere huurders.
De tijden veranderen, maar de overheid blijft weten wat goed
voor ons is. De overtuigingsmachine draait weer op volle toeren:
‘Oudjes willen niet weg uit hun huis.’ Maar in werkelijkheid is
voor mensen die niet langer goed voor zichzelf kunnen zorgen,
vereenzamen of grote kans maken van de trap te vallen, hun
huidige woning geen geschikte plek meer. Ze zijn het beste
af in een verzorgingshuis. We boffen dat de Binnenstad nog het
Bartholomeus (met ook een verpleegafdeling) heeft.” (Dick Fransen, Binnenstadskrant maart 2015)

Ik moest er even over nadenken wat ik hiervan vond. Iets in de tekst knelde, maar wat? Het is waar dat wat mevrouw Van Houten zei goed past in het beleid van de overheid. Maar het is ook waar dat de laatste jaren minder mensen in bejaarden- of verzorgingshuizen kwamen te wonen. Niet omdat dit beleid was van de overheid, maar omdat mensen er geen zin in hadden of gewoon lekker thuis woonden en gezond genoeg waren om thuis te blijven wonen.
Het is waar dat er in de jaren zestig grote woningnood was en het ook heel goed uitkwam dat ouderen eerder in bejaardenhuizen gingen wonen. Maar of we hier van een ‘geheime agenda’ moeten spreken, of een groot complot dat ouderen in grote getale uit hun huurhuizen joeg?
Bovendien vraag ik me ernstig af of het waar is dat je daar ‘volop kon genieten van je welverdiende rust’ of dat ‘nergens de levensavond harmonieuzer verliep’. Dat riekt me een beetje te veel naar die goeie ouwe tijd… Ik weet wel dat die generatie soms zelf de ervaring had van ouders die hun laatste dagen of jaren bij hun kinderen woonden. Hoewel dat ook weer niet zo veel ouders waren, want we werden toen niet zo oud. Maar blijkbaar gingen de verhalen rond dat dit toch wel het ergste was wat je kon overkomen. En blijkbaar wilden deze ouderen hun kinderen niet daarmee belasten.
Maar goed de tijden veranderen, maar het complotdenken niet. We vallen weer voor de geheime agenda van de overheid!
De tijden zijn inderdaad veranderd. Meer mensen willen kennelijk langer thuis wonen. Zelfs als ze heel veel hulp nodig hebben. Zelfs als ze de kans lopen van de trap te vallen. Maar, stelt de schrijver, ‘de overheid blijft weten wat goed voor ons is’. Om vervolgens in drie zinnen ons te vergasten op wat de schrijver goed voor ons vindt. Ik word een beetje moe van wat anderen goed voor mij - nou ja, zo oud ben ik nog niet - vinden. En ik word een beetje moe van mensen die denken dat alles al is bedacht, door een overheid in dit geval. Alsof ik zelf niets kan weten of mag vinden.