maandag, augustus 28, 2006

Gelovig

Mijn moeder was altijd – toen ze nog helder van geest was – op een prettige manier gelovig. Prettig voor mij, bedoel ik dan. Ze had nooit last van bekeringsdrang, maar stak wel altijd kaarsjes op voor mij als ik een examen had. Niet dat dat altijd werkte, helaas. Haar geloof was privé, voor haar zelf alleen. En ze deelde het met ons door voor ons te bidden, denk ik. Daar zei ze nooit iets over. Maar ik was altijd wel erg onder de indruk als ze zwijgend op haar oude knieën in de kerkbanken neerzeeg.
Nu weet ik niet meer of het geloof haar nog iets zegt. In het verpleeghuis houden ze regelmatige missen in het restaurant, dat voor die gelegenheid wordt opgesierd met een soort altaar en een wandkleed met iets christelijks erop. Mijn moeder liet de eerste keer al luidruchtig weten dat ze het niets vond, zo in het restaurant. Het leek niet op een kerk voor haar, denk ik. Met de pastoor heeft ze ook niets. En hij ook niet met haar. Ik vroeg hem ooit of mijn moeder wel eens de communie krijgt. Een beetje bits antwoordde hij dat ze er nooit was als hij met zijn hosties langs kwam.
Kaarsjes opsteken doet haar nog wel wat. Als ik met haar naar de oude Mariakapel in het centrum van de stad ga, zet ik haar zo goed als het kan voor het beeld van Maria dat is omringd met vele brandende kaarsjes. Ik pak dan ook een kaarsje en steek het voor haar aan. Ze is meestal stil en ingetogen als we daar zitten, dus ik denk dat het haar wat doet.

maandag, augustus 21, 2006

Doof

Vroeger zeiden we altijd dat mijn moeder Oost-Indisch doof was, maar ze is echt doof. Toen ze helder van geest was, zette ze soms haar gehoorapparaat uit als ze er geen zin meer in had, als mijn vader de televisie te hard had staan, of als er te veel mensen tegelijk aan het praten waren. Zonder gehoorapparaat hoorde ze ook. Vooral lage harde tonen. Dat ontdekte ik toen we een middag tijdens carnaval in het café zaten en de Chaupique binnenkwam, een enorm orkest met heel veel blazers. Mijn moeder hield de handen stevig op haar dove oren.
Ze heeft gehoorapparaten voor beide oren, maar eerlijk gezegd vergeet ik die dingen vaak in te doen en zij is niet in staat om ernaar te vragen. Dit weekend heb ik haar muziek laten horen van mijn I-pod, direct met oortjes in haar oren. Soms een oortje in mijn oor om samen te luisteren. Ze legde haar hoofd op mijn schouder en drukte mijn arm die met de hare was verstrengeld, stevig tegen zich aan. Ze genoot ervan, van ons samenzijn of van de liedjes? ‘Wie ich nog e junkske woar’ dat zong ze vroeger ook voor ons. Of ‘Dolce Paola’ van Adamo dat toen het uitkwam veel stof deed opwaaien... Had de Belgische prinses – inmiddels koningin - iets met Salvatore Adamó? Schande... Schande...
Misschien maak ik wel een enorme vergissing haar de mogelijkheid te onthouden de wereld om zich heen te horen... Volgende keer probeer ik eens aan die apparaten te denken. Moet ik wel iets verzinnen op al die mensen die uit een soort automatisme altijd hard praten als ze iemand van een zekere leeftijd voor zich hebben... Of doet mijn moeder dan automatisch weer haar handen op de oren.

dinsdag, augustus 15, 2006

Goed materiaal

Het is treurig om te zien dat mijn moeder niet meer begrijpt wat haar pijn doet. De afgelopen keer dat ik bij haar was had ze een bluts op haar voorhoofd. Waarschijnlijk draait ze zich in haar bed zo dat haar hoofd tegen het zijrek komt te liggen en daar blijft ze dan liggen. Ze hebben nu beschermers om die randen gedaan, zodat ze zich niet meer bezeert.
Onlangs vroeg ik aan de verzorgenden of ze haar niet ’s nachts niet even draaiden. Nee, dat deden ze niet. Haar matras is tegen doorliggen, dus dat hoeft niet. Dat is dezelfde redenering die ze hanteren over de rolstoel. Ze kan daar de hele dag in zitten, want het is een goede rolstoel. Ik snap die redenering niet. Ik heb ook een hele goede bureaustoel maar ik moet er toch niet aan denken dat ik daar de hele dag in moet zitten. Gelukkig hebben we voor elkaar gekregen dat ze elke middag even een uurtje in bed kan liggen.

maandag, augustus 07, 2006

Bedankt, u weet wel waarom…

Sinds kort wonen er twee heren op mijn moeders etage. Beiden heel vriendelijk en voorkomend. De een tref ik wel eens ’s avonds in de gang aan, in een hemelsblauwe pyjama of in z’n hemd, op zoek naar zijn moeder. Hij lijkt van de twee het meest in de war. De ander breekt harten. Niet van de dames op mijn moeders etage. Nee, hij jaagt op dames uit het aangrenzende verzorgingshuis. Vanmorgen klampte een mevrouw in rolstoel mij aan, ze begon een beetje te huilen. Hij had haar leugenaarster genoemd omdat zij had gezegd dat ze hem die morgen had gezien. Hij had naar haar gezwaaid. Dat was niet zo, had hij gezegd. Hij had naar een andere mevrouw gezwaaid, haar vriendin.
Ik zei dat hij het misschien allemaal niet meer zo goed wist. Dat hij veel vergat.
“Maar ik wil hem zo graag helpen”, zei ze nog wat nasnikkend.
“Mannen? Helpen?” Toegegeven, een beetje flauw, maar het werkt altijd.
“Zal ik dan maar weer naar hem toegaan?”.
“Lijkt me een goed idee, zal ik dan koffie halen voor u beiden?”
“Thee voor mij, zonder suiker”, zei ze meteen.
Zo gezegd zo gedaan. Hij wilde zwarte koffie en zij zwarte thee, beiden zonder suiker.
Terwijl ik naast mijn moeder zat, zag ik ze met z’n tweeën ernstig in gesprek. Na een tijdje rolde de vrouw weg, ze knikte even naar mij. Even later gevolgd door hem, hij had er een beetje moeite mee om omhoog te komen, maar het ging. Toen hij mij passeerde stak hij zijn hand uit. “Bedankt, u weet wel waarom...”