maandag, oktober 31, 2005

’n Overval

Ik pleegde dit weekend weer eens een overval op mijn moeder, en daar houdt ze niet van. Mijn bedoelingen waren oprecht, eerlijk waar. Ik wilde haar een dikke zoen in haar nek geven, want ze was het hele weekend zo stilletjes. En meestal vrolijkt ze van zoenen wel op. Maar ik deed het verkeerd. Van achteren. Ze schrok en keek me boos aan. Na veel sorry, sorry... kreeg ik een herkansing aan de voorkant en toen was het wel goed. Ze gaf een fluweelzachte kus retour.
Ook verzorgenden zie ik vaak overvallen plegen. Ik kan me herinneren dat ik een keer opmerkte dat mijn moeder scheef in haar rolstoel hing en dat er toen een verzorgende kwam aangesneld van achteren om haar even recht te zetten. Ze kiepte de rolstoel met een klap omlaag, stak haar armen onder mijn moeders oksels en trok haar omhoog. Heel efficiënt en helemaal niet prettig voor mijn moeder.
Bij het verschonen op het bed gebeurt dat ook vaak. Dan draaien ze mijn moeder met een flinke ruk om. Heel efficiënt ook, snel vooral. Maar mijn moeder weet dan niet hoe ze het heeft en grijpt zich aan alles wat haar in het zicht komt vast.
Nu schijn je ook daar protocollen voor te hebben, hoe je met de mensen omgaat. En daar schijnen ook sancties op te staan. Ik heb die sancties niet nodig om mijn gedrag te verbeteren. Mijn moeder 'straft' mij. Met een boze blik en soms met een niet al te harde maar toch stevige klap in mijn gezicht, en met de angst in haar ogen. Dat is voor mij voldoende.

maandag, oktober 24, 2005

Minuten voor managers

Mijn moeder krijgt wekelijks 22 uur persoonlijke verzorging, 3,5 uur verpleegkundige verzorging en 14 uur ondersteunende begeleiding. Wat dat laatste is weet ik niet. Je krijgt de neiging om een stopwatch erbij te houden. Eerst even de zakjapanner: 22 uur per week is iets meer dan 3 uur per dag. Echt ziek worden moet ze niet, want ze krijgt iets meer dan 1 uur per dag verpleegkundige verzorging. Ik snap dat minutengedoe niet. Dat leidt toch nergens toe.
In andere sectoren van de maatschappij begint dat besef al door te dringen. Op de televisie zag ik onlangs een programma waarbij een baas een tijdje op de werkvloer had gewerkt om eens te kijken tegen welke problemen zijn werknemers aanliepen. Het betrof deze keer het schoonmakend personeel in een vakantiepark. Dat is hard werken, zo ondervond de directeur. In heel korte tijd moesten de schoonmaaksters de vakantiebungalows spic en span opleveren.
Voor al hun werkzaamheden stonden minuten, niet veel minuten. Voor de bedden opmaken, voor de keuken, voor de badkamer. Er komt een hoop bij kijken om zo´n huisje schoon en gezellig op te leveren voor de volgende gast.
Het waren die minuten die schoonmaaksters het meest dwarszaten. Drie minuten voor een bed! Dat is niet veel. Bij het ene bed lukt dat misschien nog, maar dat andere bed had duidelijk meer tijd nodig. De keuken schoonmaken was nog moeilijker in de daarvoor vastgestelde tijd. De ene gast laat de keuken schoon achter, bij de andere moet je de aangekoekte resten in de pannen er eerst maar eens uit zien te krijgen. Kortom die schoonmaaksters vonden het maar niks met die minuten.
In 2003 had hij voor het eerst met hen meegewerkt. Nu in 2005 liep hij nog eens een dagje mee om te kijken of de veranderingen naar aanleiding van die eerste keer, ook verbetering hadden gebracht. Eén van de veranderingen was dat de minuten waren afgeschaft. Voor de schoonmaaksters, niet voor het management wel te verstaan. Het management dacht nog steeds in minuten, maar had zich gerealiseerd dat je daar de schoonmaaksters niet mee moest opzadelen. “Minuten, dat is meer voor het management”, zei de directeur. Overigens was het aantal minuten voor de verschillende werkzaamheden wel aangepast. Zo had het bed er een minuutje bij gekregen. Maar dat was voor de schoonmaaksters niet meer van belang. Alles wat zij wisten was dat binnen een bepaalde tijd de bungalow er weer pico bello moest uitzien. En die tijd was gebaseerd op realistisch onderzoek in overleg met de schoonmaaksters zelf.
“Het werkt nu veel prettiger”, zei één van de schoonmaaksters. “Nu heb ik tijd om kapot servies weer aan te vullen, zodat het huisje er weer goed bij staat. En dat is toch wat de klanten willen.”
Kunnen de minuten niet weg uit de zorg? Althans voor de verzorgenden en daarmee voor de mensen die aan hun zorg zijn toevertrouwd? Dat is toch wat de klanten willen?

maandag, oktober 17, 2005

Drogerende Luchten

Het is opvallend dat mijn moeder meestal helemaal verandert als ik met haar naar buiten ga. Binnen op haar etage zit ze vaak voor zich uit te staren of is ze heel in zichzelf gekeerd. Maar we zijn de ingang van het huis nog niet uit of ze kijkt rond en reageert op de gebeurtenissen om haar heen. Vooral kinderen zijn haar lief. Waarschijnlijk omdat die zich ook op haar hoogte bevinden. Ze zwaait naar ze, of kromt haar wijsvinger en zegt ‘kom ‘ns hier’. Mannen zijn haar ook lief. En ze zit graag aan de kleren van mensen. Dan voelt ze de stof, zoals ze vroeger ook altijd deed om kleren te maken.
Als we dan weer terug zijn, zakt ze na verloop van tijd weer weg in een niets. Zit er soms een kalmerend medicijn in de lucht van het verpleeghuis? Ik word er zelf ook altijd wat duffig.

maandag, oktober 10, 2005

Langs de meetlat

Met enige regelmaat legt een psychologe mijn moeder langs de meetlat. De GIP-lijst: gedragsobservatie voor intramurale psychogeriatrie. Een hele mond vol. In de taal van de psychologen staat beschreven wat er met mijn moeder aan de hand is en dat het niet beter wordt. Zo vat ik het als leek maar even samen. Ze scoort hoog op alles en hoog scoren is niet goed. Behalve op zwaarmoedigheid en verdriet, daar heeft ze minder last van, volgens de psychologe.
De gebruikte taal stoort mij wel eens. Behalve een scorelijst volgt ook altijd een beschrijving van wat de psychologe ziet in mijn moeder. Of vooral niet meer ziet. Mevrouw neemt niet zelf initiatief tot contact. Mevrouw brabbelt onverstaanbare woorden. Ik vraag me wel eens af hoe gestoord ik wel moet zijn dat ik me een heel weekend met haar vermaak. Je kunt toch niet praten met die mensen, zei onlangs de directeur van mijn moeders verpleeghuis tegen me.
Natuurlijk zijn veel van de dingen in zo’n weekend ‘doe-dingen’, ik help haar met eten, met de jas aan doen en weer uit, met koffie inschenken en soms met drinken, ik help haar haar uitkleden, doe haar in bad met een zelf ingehuurde privé-verzorgende. Maar tussen die handelingen door doen wij van alles samen.
Gisteren zat ik iets te lezen en mijn elleboog leunde op de Libelle, een blad dat ze toch nog steeds met enige aandacht bekijkt, soms ondersteboven. ‘Mag ik even...’ vroeg ze. Zeker, moeder. Zo’n heldere zin op het juiste moment geplaatst, dat zijn zeldzame momenten. Maar toch als ze een verhaal tegen me begint, probeer ik op het juiste moment goed te reageren. En soms lukt dat, denk ik, want dan kijkt ze heel tevreden en niet zo wanhopig. Want met haar blik kan mijn moeder nog heel veel zeggen. Het is niet makkelijk altijd op het juiste moment het juiste woord zeggen. Ik moet bekennen dat ik soms op de automaat sta en gebruik maak van een soort standaardfrasen. ‘Het komt goed, moeder’. ‘Neuuuh... dat is niet erg’. ‘Dat regelen we wel met Casper’. Dat is mijn oudste broer en ik heb de indruk dat zijn naam haar altijd erg gerust stelt. Zo heb ik een hele reeks zinnen tot mijn beschikking om haar duidelijk te maken dat ze zich vooral geen zorgen moet maken. Omdat ik denk dat ze dat regelmatig doet.
Soms sta ik met mond vol tanden. Zoals van het weekend, toen ze triomfantelijk en met een brede grijns zei: ‘Ik heb verder niks meer.’ Wat moet je daar nou op zeggen.
En soms kom ik er ook helemaal niet aan te pas. Dan is ze met zichzelf bezig, bij de kapster of in de lift, de enige twee plaatsen in het verpleeghuis waar grote spiegels hangen. Dan heeft ze het heel druk. Praat zachtjes met haar spiegelbeeld, of trekt rare gezichten. Dan doe ik er verder niet toe. Ze heeft - hoog scorend op haar GIP-lijst - een heel gezellig moment en soms een heel serieus moment met zichzelf.

maandag, oktober 03, 2005

Sfeer

Mijn moeder heeft een eigen kamer. Ik zit daar graag met haar. Dan draai ik een muziekje en steek een kaarsje aan. We zitten dan gezellig samen, zij in haar rolstoel, ik in de leunstoel. En soms knappen we samen een uiltje. Voor de televisie. Daar blijft niet veel van over nu de verzorging ons vraagt de kamer leger te maken omdat ze anders niet goed kunnen manoeuvreren met de tillift. Natuurlijk is het belangrijk dat de verzorgenden goed kunnen draaien met de tillift, maar het is ook belangrijk dat de kamer van mijn moeder haar kamer blijft en niet een ziekenhuiskamer wordt. En is het niet juist voor dementerenden belangrijk om een sfeervolle kamer te hebben?